Alice Springs is een klein plaatsje in het midden van Australië. Dit gedeelte van het land wordt ook wel het Red Center genoemd. Door het hoge ijzergehalte in de grond heeft het landschap een roestachtige roodbruine kleur. Het gebied is zo’n 800 miljoen jaar oud en al meer dan 30 duizend jaar de thuisbasis voor vele Aboriginals. Alice Springs is de belangrijkste stad (voor zover je het een stad kan noemen) van deze streek en ligt zo’n beetje in de middle-of-fucking-nowhere, maar dat heeft ook wel wat. Het is in ieder geval een goed vertrekpunt om het bijzondere landschap van de Australische Outback te verkennen. Ai ai mate!
Alice Springs is niet zo heel groot, maar omdat het een goede uitvalbasis is, biedt het toch redelijk wat voor haar toerisme. Naast hotels en hostels heeft de stad een winkelcentrum en vele restaurantjes. Todd Street is bijvoorbeeld best gezellig. Ik heb bij Red Ochre Grill gegeten. Voor de reiziger niet echt voordelig, maar je mag jezelf ook best eens trakteren (vind ik). Als je in Australië bent dan moet je natuurlijk wel kangoeroe geprobeerd hebben en laat dat nou net op het menu staan. Best lekker trouwens. Veel bezienswaardigheden heeft het dorpse stadje niet. De Todd River is er één, maar deze staat bijna altijd droog. Vanaf Anzac Hill kijk je uit over de stad en kun je de MacDonnell Ranges zien (zoals op de hoofdfoto hierboven). Zeker bij zonsondergang geeft dit een mooi plaatje. Dit mag je dan ook zeker niet missen wanneer je in Alice Springs verblijft.
Uluru en Kata Tjuta
Het aller bekendste symbool van Australië is Uluru, ook wel Ayers Rock genoemd. Dit is die tafelvormige rots, die hoog boven het woestijnlandschap uitsteekt. Het is net als zijn buurvrouw Kata Tjuta één van de natuurlijke wereldwonderen die het land kent. Het ligt wel uit de buurt, maar kan in principe binnen een dag bezocht worden. Toch raad ik aan om het eerder in 2 of 3 dagen te doen. Dat geeft je iets meer ruimte om alles in je op te nemen. Ik boekte via Alice Wanderer een dag tour. Als je weinig tijd hebt dan is dit een goede manier om deze indrukwekkende plek te bezoeken. De gids voorziet je van een heleboel informatie wat je trip net iets meer betekenis geeft. Het maakt de 5 uur durende rit ook net iets minder saai. Onderweg stop je bij Mount Conner Lookout. In de verte kun je de berg zien, die door zijn vorm vaak met Uluru verward wordt. Vandaar dat de berg de bijnaam Fooluru heeft. Vanaf hetzelfde punt kijk je uit over een zoutmeer, wat nogal in contrast staat met de rest van de roodbruine omgeving. De natuur blijft je verbazen!
Aangekomen in het National Park bezoek je het culturele centrum om meer te leren over de geschiedenis en de tradities van de Aboriginals. Je gids neemt je mee langs Uluru en vertelt je over de mythologie. Achter werkelijk elke kronkel en elk scheurtje schuilt een verhaal (alhoewel niet alle verhalen volledig gedeeld worden met buitenstaanders). Delen zijn nog terug te ‘lezen’ in de eeuwenoude muurschilderingen. Het is niet voor niets een heilige plek voor Aboriginals. Al ben ik de nuchterheid zelf en heb ik niet zoveel met religie, deze plek heeft daadwerkelijk iets magisch. De natuurlijke verklaring ervoor is namelijk net zo bijzonder.
Kata Tjuta is even magisch en vertelt een net zo bijzonder verhaal. Een groot deel is niet (meer) toegankelijk voor publiek, maar er lopen nog wel 2 wandelroutes tussen de 36 rotskoepels. Helaas hadden we hier maar een uurtje de tijd, waardoor wandelen naar Walpa Gorge de enige optie was. Wat op zich geen straf is hoor. Je bewandelt een vrij makkelijk pad tussen 2 van die gigantische bijenkorven (want dat lijken het). De route brengt je naar een uitkijkpunt. Ik werd er stil van. Misschien heeft Kata Tjuta toch net iets meer. Kijk zelf maar.
Benieuwd naar de mythologie van beide plaatsen? Klik hier. De tour eindigt tijdens zonsondergang met een barbecue en champagne. Geniet van het zicht op Uluru die van kleur verandert naarmate de zon daalt. Helaas was het bewolkt toen ik er was, maar ook dat zag er best speciaal uit. Zoals alles er op vakantie net iets mooier uitziet.
West MacDonnell Ranges
Het Red Center heeft meer bijzondere plekken die de moeite waard zijn, maar hier moet je (gezien de afstand) ook minimaal een dag voor uittrekken. De MacDonnell Ranges liggen echter pal tegen Alice Springs aan en strekken zich ten westen en ten oosten van de stad uit. De West MacDonnell Ranges kun je in een halve dag makkelijk bewonderen. Ideaal voor als je ’s middags in de zon wilt zitten en verder helemaal niks wilt doen. Dat kan via AAT King. Je bezoekt Simpsons Gap, een kloof in het gebergte en één van de weinige plekken waar water te vinden is. Je zult hier, als je goed kijkt, dan ook rots wallabies spotten. Standley Chasm, een smallere kloof tussen de steile rode rotswanden, wordt ook bezocht. Dan heb je wel weer genoeg gewandeld en kun je met een heerlijk koud drankje ergens van het zonnetje genieten. Een fiets huren kan trouwens ook. Moet je wel 17 km fietsen, in de volle zon met gemiddeld 30 graden. No thank you! Cheers!
Heel gezellig verteld waardoor ik als ik jonger was, het zelf ook wel eens met eigen ogen zou willen zien.
Die rotsen en rotskloven vind ik indrukwekkend om daar tussen te lopen. Je voelt je dan wel heel erg nietig, denk ik.
Bedankt! Dan is mijn doel een beetje bereikt 🙂 het voelt inderdaad een beetje zo als je er tussen loopt. Ik kan niet wachten tot ik weer mag.. Bijna!!!